Samen bouwstenen leggen

De “Spoorkolonie” in Sittard, of zoals ze in Sittard zeggen de “Sjpoarkolonie” bestaat uit 56 sociale huurwoningen, gebouwd in de jaren twintig van de vorige eeuw als tuindorp voor het spoorwegpersoneel. Vanwege de karakteristieke uitstraling van de woningen en de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht worden de bestaande gevels en het stedenbouwkundig ensemble bewaard. Woningcorporatie ZO Wonen gaat de woningen zorgvuldig revitaliseren, zodat deze behouden blijven voor de toekomst.
Bovendien is besloten om in de planontwikkeling de bewoners en betrokken partijen nadrukkelijk te betrekken, zodat in gezamenlijkheid de bouwstenen gelegd worden voor de toekomst.

Brainstormen
Onlangs heeft in Sittard een zeer positieve bewonersavond plaatsgevonden. Een creatieve, interactieve sessie onder leiding van ons bureau zorgde voor de nodige bouwstenen om het definitieve inrichtingsvoorstel rond te maken.

Ondergetekende heeft op basis van nieuwe ideeën en inzichten vanuit bewoners en ZO Wonen de haalbaarheidsstudie die in december 2010 aan de bewoners van de Spoorkolonie is gepresenteerd, uitgebreid met een aantal varianten. Deze varianten gaan o.a. in op het verzoek van bewoners om te onderzoeken of het samenvoegen van twee woningen in de breedte tot de mogelijkheden behoort, conform de succesvolle renovatie van het Boostenwijkje in Maastricht.

Varianten
Tevens is gekeken naar een optimalisatie van de invulling van het achterterrein met groen en parkeren. Dit heeft geleid tot een aantal varianten van woningtypes die geschikt zouden kunnen zijn voor de invulling van nieuwbouw, op basis van de wensen van de bewoners, achter de bestaande voorgevel van de Spoorkolonie.
ZO Wonen heeft samen met de bewoners gekeken welke variant(en) voor de nieuwe invulling van de Spoorkolonie de voorkeur heeft en op welke manier een optimaal inrichtingsvoorstel tot stand kan komen dat door zowel de bewoners als ZO Wonen gedragen wordt.

Bouwstenen
Tijdens de interactieve avond hebben de bewoners actief geparticipeerd en hun toekomstvisie voor de buurt kenbaar gemaakt. Met deze inbreng zijn de bouwstenen gelegd voor de architect om verder te werken aan een gezamenlijk gedragen inrichtingsvoorstel dat vervolgens als voorgenomen besluit aan het “Bewonerscomité 56 huizen” kan worden voorgelegd. Daarna zal een besluit genomen kunnen worden over de nieuwe inrichting van de Spoorkolonie.
Een boeiend en waardevol proces waarvan wij overtuigd zijn van het gezamenlijke succes!

Harold Janssen
architect/specialist renovatie & transformatie

DBFMO, uitgelezen kans voor DE architect

"Een architect zou niet zonder omzien in een DBFMO-traject moeten stappen. Dat zegt Joost Berger van MAS Architectuur, die als architect bij het nieuwe belastingkantoor in Doetinchem betrokken was. De financiële opbrengsten zijn volgens hem gering en de rol van de architect op zijn minst onduidelijk."

Bij het lezen van bovenstaande kop schoten mij enkele zaken door het hoofd. Moet je niet altijd alert zijn en dus nooit ergens zomaar instappen? Zijn financiële opbrengsten niet het resultaat van baten minus kosten? En is de rol van de architect heden ten dagen niet op zijn minst voor velerlei invulling vatbaar?
Onzekerheden
Laten we beginnen bij het begin. In de tijd waarin we leven blijken er levensgrote risico’s te zitten aan producten en processen die we niet voor mogelijk hielden. Zelfs landen gaan failliet! Daarnaast draait de wereld alsmaar sneller waardoor de onzekerheid in het kwadraat toeneemt. Ik doel onder andere op de levenscycli van exploitaties welke uiteindelijk via rendement de lasten op moeten brengen die samenhangen met het “bewoonde” vastgoed. Door de toename van deze onzekerheden nemen dus ook de onzekerheden met betrekking tot de financiering en exploitatie van vastgoed toe. Een mammoet tanker komt tot stilstand. En het vergt absoluut meer energie en innovativiteit om deze weer vlot te trekken!

Nieuwe vormen
Met name de overheid ziet in de DBFMO of afgeleide concepten zoals DBM en DBMO een mogelijkheid om de risico’s die samenhangen met de initiatief (D) en realisatie (B) fasen via de exploitatie (M e/o O) neer te leggen bij de consortium leden van het eerste uur.
In plat Nederlands: Degene die zijn hand brand zit later op de blaren.
Dit is een fantastische benadering die veel kansen biedt. Met name ook voor architecten!

Waarom? Omdat in een dergelijk proces alle disciplines samenkomen die nodig zijn om de gehele levenscyclus van de opstal te faciliteren.
En een ding is zeker: er wordt gedurende de gehele levenscyclus gewijzigd aan de opstal. Centraal dient in het proces dan ook te staan het faciliteren van wijzigingen en niet het proberen vast te leggen van het eindproduct. In een dergelijk proces is de ruimtelijke consequentie continu gebied van aandacht en daarmee cruciaal. En dat is nu precies het vak van de architect.

Integrale rol architect
Natuurlijk dient de rol van de architect in een dergelijk consortium gedefinieerd te worden. Een rol die in de initiatief fase prominenter zal zijn dan in de uitvoeringsfase en later. Maar dat geldt ook voor de andere leden. De facilitaire partner, die in de gebruiksfase het meest in beeld is en de uitvoerende bedrijven die in de realisatiefase het nadruklelijkst aanwezig zijn. Doch alle partijen blijven als consortium leden betrokken en dienen hun verantwoordelijkheden te nemen.
En voor alle partijen geldt dat ze enigszins onwennig staan tegenover deze wijze van organiseren.
Het zou goed zijn als de architecten zelf een duidelijk beeld hebben van hun integrale rol zodat zij die positie ook kunnen opeisen.

Met een duidelijke rol is het dan ook niet zo moeilijk meer om goede afspraken te maken over de honorering van de werkzaamheden en een vergoeding voor de te nemen risico’s. Denk daarbij ook aan andere betalingsmoduliteiten zoals een percentage van het rendement tijdens de gebruiksfase.

Kansen grijpen
Samengevat: DBFMO of afgeleide vormen bieden uitstekende kansen voor ondernemende integraal werkende architecten die de juiste partners om zich heen verzamelen om op basis van competenties, transparantie en partnership te komen tot daadkrachtige consortia.


Joop Petit [architect/innovator]

Inleven als competentie?

Met belangstelling het blog van Bas Lieker, partner bij Heren 5 architecten gelezen, via de architect.nl
Voor mij roept dit soort stellingen direct de vraag op of het zo moet zijn dat een goede architectonische visie als antwoord op een vraagstelling alleen maar mogelijk lijkt als je het zelf proefondervindelijk ondergaat. Dat denk ik dus niet. Het gevaar hiervan, ervaringsdeskundige, schuilt in het feit dat de details te individueel vertaald worden en dus niet meer uitgaan van een gemeenschappelijke deler oftewel een hoger dienend belang.

De opgave ligt verscholen in het feit dat je als architect/ontwerper je creativiteit dient in te zetten op de accenten waar het uiteindelijk om zou moeten gaan en met name in de zorg is mijns inziens niet de architectonische uitstraling het belangrijkst.

Luisteren en spiegelen
De kennis over dit onderwerp kun je opdoen door in vele gesprekken goed te luisteren én te spiegelen met verschillende ervaringsdeskundigen uit diverse geledingen van cliënt tot verzorgende. Dit neemt overigens niet weg dat de uitstraling van een ontwerp bij een dergelijk "inlevingsproces" ondergeschikt wordt.

Bezwaarlijk is dat bijvoorbeeld bij het winnende ontwerp voor de Hedy d’Ancona prijs (Revalidatiecentrum Groot Klimmendaal) op grond van verkeerde argumenten dit project als winnaar is aangewezen, hetgeen verduidelijkt wordt aan de hand van de wisselvallige uitslagen binnen het jury-rapport. Gaat het bij een ontwerp binnen de zorg primair om wat vormgevers van deze tijd als “beste” of “mooiste” kwalificeren, of zou het om de wijze van invulling van het zorgvraagstuk moeten gaan welk uiteindelijk ook tot een bijzonder beeld kan leiden?

Evenwichtig goed ontwerp
Ik vind dat de jury in dit geval behoorlijk haar doel voorbij is geschoten, zonder daarmee dit project van Koen van Velsen
te willen diskwalificeren. Vanuit mijn architectuurbril gekeken vind ik het een spraakmakend ontwerp! Als zorgproject heb ik er echter heel wat kanttekeningen bij. De architect zou mijns inziens zijn creativiteit moeten inzetten waar die voor gevraagd wordt en niet waarvan hijzelf vindt dat die gebruikt voor zou moeten worden. De beschikking over zelfbeheersing en zelfkennis is onontbeerlijk om uiteindelijk te komen tot een evenwichtig goed ontwerp.

Ir. Leo Petit
Architect/specialisme “zorg en wonen”